Doodt Google ook ons schoolsysteem?

Vorig artikel Volgend artikel

Doodt Google ook ons schoolsysteem?

[Geschatte leestijd: 3 minuten]

Twee waargebeurde verhalen. Een Syrische vrachtwagenchauffeur die op weg is naar Gibraltar, in het zuiden van Spanje, komt met zijn vracht uiteindelijk 2.560 kilometer verder aan in het Engelse kustplaatsje Skegness, waar een ‘Gibraltar Point' in de buurt is. Een koppel uit het plaatsje Althorp (Northamptonshire, zo'n 90 km buiten Londen), dat een thuiswedstrijd van de Londense voetbalclub Chelsea wil bijwonen in het Stamford Bridge Stadium, wordt door een taxichauffeur afgezet in het dorp Stamford Bridge, zo'n 225 km ten noorden van de Britse hoofdstad. Ze missen de match.

Dit soort verhalen -dat blijkbaar met de dag toeneemt- maakt twee zaken duidelijk: ten eerste dat de geografische kennis van mensen zorgwekkend achteruitgaat; ten tweede dat de verantwoordelijkheid om aardrijkskunde te kennen vandaag steeds makkelijker wordt neergelegd bij een machine. Mensen die beroep doen op een GPS gaan er van uit dat de machine en niet zij moet weten wat noord of zuid, Spanje of Engeland is.

Omdat Google ons in een fractie van een seconde het antwoord geeft op de meest diverse vragen, beginnen steeds meer mensen zich af te vragen of het nog nut heeft om zaken als hoofdsteden van buiten te leren en historische feiten te kennen.  Volgens David Fann, de voorzitter van het comité ‘Lager Onderwijs' binnen de Britse National Association of Head Teachers, is het antwoord op die vraag veeleer ‘neen'. De hoofdstad van Frankrijk, tot daar aan toe, maar die van Colombia of Groenland? Waarom? Het is veel belangrijker dat kinderen leren hoe ze de juiste antwoorden te weten kunnen komen. Fann's voorbeeld is een moderne versie van de ontwikkelingshulpmantra ‘Geef een man een vis en hij heeft eten voor een dag; leer hem vissen en hij heeft eten voor altijd'. Volgens Fann zijn de verdiensten van mensen al veel te lang gebaseerd op parate kennis en is nu de tijd aangebroken om die verdiensten te gaan baseren op hun vaardigheden.

Wie hem daarin bijtreedt is de Britse auteur en professor Sir Ken Robinson, een alom erkend expert inzake creativiteit en innovatie in de bedrijfswereld en het onderwijs. Robinson was eind vorige maand in Antwerpen te gast in het kader van het Europees Jaar van de creativiteit en de innovatie,  een initiatief van de Vlaamse Overheid, Proeftuinen en Flanders District of Creativity. Robinson is niet de eerste de beste. Nadat hij gedurende 90 minuten ons onderwijs met de grond gelijk had gemaakt, wachtte hem een staande ovatie van de 1.200 aanwezige ... leerkrachten. 

In zijn recentste boek ‘Het Element' geeft Robinson voorbeeld na voorbeeld van mensen die over uitzonderlijke talenten beschikten, maar door wat hij de ‘lineaire mythe van het onderwijs' noemt (- een systeem van opeenvolgende leerjaren die een doorgaande lijn in de tijd vormen en stamt uit de tijd van de industriële revolutie, toen mensen in productiesystemen en organigrammen moesten worden gestopt -) op het einde van hun schooltijd gefrustreerd achterbleven. Paul McCartney, George Harrison, Richard Branson, Mick Fleetwood, Paolo Coelho... om er maar enkele te noemen. Beleidsmakers schijnen te denken dat door onze kinderen een nationaal voorgeschreven menu van lezen, schrijven en wiskunde te geven, ze de wereld van mogen beter zullen kunnen beconcurreren.  ‘We hechten enorm veel belang aan gestandardiseerde toetsen, we snijden in de begroting van wat we als ‘niet-essentiële' vakken zien en vragen ons vervolgens af waarom onze kinderen fantasieloos en ongeïnspireerd lijken. Op deze manier zuigt het onderwijssysteem systematisch alle creativiteit uit onze kinderen,' schrijft Robinson. En dat is opmerkelijk, want creativiteit en innovatie staan vandaag in de bedrijfswereld hoog op de agenda. Enkel met creatieve en innovatieve mensen kunnen bedrijven het verschil maken met hun concurrenten, beweren ze.

Kinderen die straks in september voor het eerst naar school gaan zullen in 2069 met pensioen gaan. Ondanks alle expertise die vandaag voorhanden is, heeft niemand er een idee van hoe de wereld er binnen 6 maanden zal uitzien, laat staan over 60 jaar. En toch blijven we onze kinderen op die toekomst voorbereiden door vast te houden aan een schoolsysteem waarvan de basis werd  gelegd in de 19e eeuw, ten tijde van de industriële revolutie.

Indien we erin slagen snel ons onderwijs te hervormen zullen ten vroegste de kinderen die in 2024 de school verlaten daarvan hebben kunnen profiteren. Dat technologie daarin een grote rol zal spelen is niks nieuws. De nog schoolgaande  digital natives vragen zich vandaag al af waarom ze feiten zouden van buiten leren, die ze makkelijk kunnen googlen. En binnen afzienbare tijd zullen ook in de lagere school kinderen leren en communiceren door middel van handcomputers, e-mail en Google. Een vermindering van parate kennis -onwetenheid zoals sommigen dat graag noemen- zit vandaag al in het systeem ingebouwd en als  hervormers zoals Robinson hun zin krijgen, neemt dat ‘gebrek' in de toekomst enkel maar toe. Verder is de tijd dat we altijd en overal online zullen zijn niet ver meer weg. Wat voor zin heeft het dan nog om een hoop zaken van buiten te leren? Wie wil weten of Søren Kierkegaard een voetballer of een theoloog was en welke de buurlanden van Turkije zijn kan dat dan gewoon aan zijn laptop -lees Google- vragen.

Wellicht zit de grootste uitdaging in het op poten zetten van een systeem dat de beste elementen uit beide systemen combineert. Want dat we op school niets hebben geleerd is een leugen. In hun boek ‘Made to Stick' halen de auteurs Dan en Chip Heath het voorbeeld aan van wiskundeleraar Dean Sherman, die tot vervelens toe werd geconfronteerd met de vraag die we allemaal zelf wel eens aan een leraar hebben gesteld: ‘Waarom moet ik dat weten? Wanneer zal ik dat ooit gebruiken?'

‘Het goede antwoord,' zegt Sherman, is ‘Nooit. Nooit meer zullen jullie dit gebruiken.' En dan voegt hij eraan toe dat mensen niet aan gewichtheffen doen omdat ze op een dag kunnen worden overvallen en iemand een gewichtshalter op hun borst zal drukken. Je heft gewichten om sterker en beter te worden in je eigen sportdiscipline, om je boodschappen thuis te krijgen en je kinderen op je schouders te kunnen dragen zonder er een dag later als een invalide bij te lopen. Wiskunde doe je om te leren logisch te redeneren en een betere advocaat, dokter, architect, gevangenisbewaker, ouder of wat dan ook te worden. Wiskunde is mentaal gewichtheffen. Het is de weg naar een doel, geen doel op zichzelf.

Ook de Britse filosoof John Alexander Smith (1863 - 1939) dacht in die richting: ‘Niets van al wat u op school hebt geleerd zal van nut blijken in uw latere leven,  -op één zaak na, en dat is dat indien u hard en slim werkt, u snel zal doorhebben wanneer iemand uit zijn nek kletst. En dat, in mijn opinie, moet het belangrijkste, zoniet het enigste doel zijn, van ons onderwijs.'

Al had die uiteraard nog nooit van Google gehoord.

Geraadpleegde bronnen:

Intelligent Life (The Economist)

Het Element, Sir Ken Robinson, Uitgeverij Spectrum, ISBN 978 90 491 0026 1

Made to Stick, Dan & Chip Heath, Random House, ISBN 978 14 000 6428 1

Forbes Magazine

Reageren is uitgeschakeld omdat er geen cookies opgeslagen worden.

Cookies toestaan Meer informatie over cookies