Redactie Belgiancowboys - bereikbaar via redactie [at] belgiancowboys.be
gsm’s beschikten in het jaar 1999 al over een e-mailfunctie, een jaar
later over fotocamera’s, in 2001 functioneerden ze als eerste op
3G-netwerken en in 2002 hadden ze al volledige
muziekdownloadmogelijkheden. Ze waren dus lichtjaren vooruit op de
westerse mobiele telefoons. Maar hoewel deze innovaties de concurrentie
ten schande maakten, slaagden de Japanse gsm-producenten er niet in hun
toestellen in het westen aan de man te brengen. Panasonic, Sharp,
NEC,… hoeveel westerlingen lopen vandaag met een Japanse gsm op zak?
De Japanners zelf noemen dit fenomeen het Galapagos syndroom. Op dat
eiland ontdekte Charles Darwin geëvolueerde diersoorten, die totaal van
hun soortgenoten op het vasteland verschilden. Maar wat kochten ze
ermee? De enige Japanse mobilofoonproducent met een representatief
globaal marktaandeel is Sony-Ericsson, de Londense joint-venture tussen
de Japanse elektronicaproducent en het Zweedse telecombedrijf.
Japan heeft 100 miljoen gebruikers van ultra-geavanceerde
3G-smartphones, dat is dubbel zoveel als er in de VS zijn, een land met
driemaal meer inwoners. Vele Japanners surfen op internet met hun gsm
en niet meer via een computer. De Sharp 912SH bijvoorbeeld heeft een
LCD-scherm dat 90° draait, een GPS, een barcodelezer, is voorzien van
digitale televisie, kredietkaartfuncties,
videoconferencingmogelijkheden en een camera. Het apparaat begint pas
te werken nadat het gelaat van de eigenaar is herkend.
Maar uiteindelijk werden de Japanners het slachtoffer van zoveel
vooruitstrevendheid. Eind negentiger jaren zaten ze al op het
2G-netwerk, dat in de rest van de wereld werd geweigerd. Japan keerde
zich daarna steeds verder naar binnen toe en ontwikkelde services als
de i-mode (die in België grandioos flopte), diensten die grote
e-commerce en contentmarkten in Japan genereerden maar het land
tegelijkertijd binnen de wereldgemeenschap isoleerden. In 2001
schakelde Japan over op 3G-netwerk; opnieuw was de rest van de wereld
niet klaar.
Ondertussen is de Japanse markt verzadigd.
In 2008 werden 19% minder toestellen aan de man gebracht; voor dit jaar
zijn de vooruitzichten nog slechter. Met 8 gsm-producenten die vechten
om een markt waarop dit jaar minder dan 30 miljoen gsm’s zullen worden
verkocht, kunnen de Japanners weinig anders dan zich op het buitenland
te richten.
Een werkgroep bracht ondertussen de problemen van de Japanse gsm in
kaart: er moet meer op software worden gewerkt dan op hardware
(batterijen op zonne-energie en waterdichte toestellen zijn leuk, maar
niet onontbeerlijk); de meeste toestellen kunnen geen gegevens
uitwisselen met computers. Verder moet men af van het in het Westen
weinig geapprecieerde en vaak zware ‘clamshell’- of schelpmodel. Japan
wil dus buitenlands talent gaan importeren om alsnog concurrentieel te
worden over zee. De iPhone, gebaseerd op software, eerder dan op
hardware, moet daarbij model staan.
[Gebaseerd op: The New York Times – Powered by: Express.be]